Hoe een verweesde straat nieuwe ouders kreeg
DE STRATENAANPAK IN DE ASINGASTRAAT
De gemeente Groningen wil verschillende straten beter leren kennen. Op die manier kan er vaker contact zijn - niet alleen als er iets aan de hand is. Dat doet ze door middel van de zogenoemde stratenaanpak, waarin de gemeente samenwerkt met andere betrokken organisaties, zoals woningcorporaties en zorginstellingen. De Asingastraat was als eerste aan de beurt. We belden aan bij een paar willekeurige bewoners.
Het appartement van Mahdi Benameur ruikt heerlijk. Nee joh, lacht hij, zelf kan hij niet zo lekker koken. Maar ziehier het geheim: in de keuken staat zijn vader in een grote pan te roeren. Brede glimlach, pretogen.
Vier jaar woont Mahdi Benameur op de eerste verdieping. "Vroeger was er veel overlast", vertelt hij op de crèmekleurige bank in de woonkamer. Boven woonde een verslaafde vrouw. In twee maanden stond 59 keer de politie aan de deur. Het was niet eens de vrouw zelf die voor overlast zorgde, zegt Benameur. "Meer de mensen die bij haar op bezoek kwamen. Altijd lawaai, schreeuwen, gebonk."
De vrouw werd uit haar woning gezet, en langzaam keerde de rust terug. Of nou ja, de relatieve rust. GoeieBuurt, een groep bewoners die bij alle voordeuren aanbelt om te horen wat er zoal speelt, nam ook de Asingastraat onder de loep. Veel deuren bleven dicht, weinig mensen wilden praten. De straat voelt 'verweesd'. Geen samenhang, wel onrust en overlast.
Wijkhub
In 2022 kreeg de straat een wijkhub. Dat is een plek waar iedereen die bij de wijk betrokken is elkaar kan ontmoeten; professionals van organisaties als woningcorporatie, politie of GGZ, maar ook bewoners.
De hub zit in een woning die vrijkwam toen de overlastveroorzakende bewoner uit zijn huis werd gezet. Met eenvoudige meubels werd het appartement omgebatterijd, en nu is het appartement een uitvalsbasis voor 'straataanpakkers'. Eén van hen is George Wildeboer, gebiedsmanager veiligheid bij de gemeente Groningen.
Het idee is drieledig, zegt Wildeboer. "We willen dat de rust terugkeert in de straat. Ook moet dit een plek zijn om binnen naar buiten te halen. Organisaties zitten in kantoren op industrieterreinen. Het gevolg: de wereld van kantoren, processen en beleidsplannen staat mijlenver af van de wereld van verslaving, huiselijk geweld en overlast. Maar dat is wel de wereld waar die professionals over beslissen. Met een ontmoetingsplek maken we het beide partijen makkelijker bij elkaar te komen."
En, het derde doel: wie regelmatig aanwezig is, knoopt gemakkelijk een praatje aan. Mahdi Benameur – blauwe sweater, stoppels, licht grijzend - deelt een portiek met de wijkhub. Op een dag tikte hij George Wildeboer op de schouder. Dat hij graag aan het werk wilde, vertelde hij, maar er niet tussenkwam. Hij had wel een werkcoach, maar het schoot niet op, hij had het idee dat die hem niet begreep. Kon George hem misschien helpen aan een andere coach? Wildeboer: "Dus ik zei, ik ga daar niet over, maar ik kan altijd eens wat proberen. Ik bedoel, hoe kan het dat we zo’n man niet aan het werk krijgen?" Hij belde een manager werk en participatie. Inmiddels is Benameur driftig aan het solliciteren.
Het huis bevalt goed, zegt die, hooguit wat groot voor hem alleen. Veel contact met de buren heeft hij nauwelijks, ze groeten elkaar, maar verder is iedereen op zichzelf. "Ik bemoei me ook niet echt met anderen. Ik doe mijn boodschappen, ga sporten en hopelijk snel werken. Niet werken is niet goed voor je. Als je niet werkt, word je een beetje ziek."
Schoon, heel en veilig
Een eindje verderop lopen een moeder en dochter heen en weer tussen een appartement en een busje. Moeder draagt een doos van de Action, haar dochter heeft een rol tapijt onder de arm. Zij woonde hier, vertelt ze, maar trekt nu in het huis van haar ouders, die een lange reis gaan maken. Zo kan ze mooi op hun huis en vier bejaarde katten passen. Ze was niet actief op zoek, vertelt ze, maar vindt het ook niet erg om weg te gaan. "Drugs, altijd geschreeuw, en hierachter was een steekpartij. Toch heb ik me nooit echt onveilig gevoeld."
Dat is ook nog weer zoiets, zegt Wildeboer, die steekpartij. "Er zit nog steeds bloed op een muur. Kinderen lopen daar elke dag langs." En ook van binnen zijn de woningen slecht, vervolgt hij. "Er is geen luchtventilatie, en als je de ramen openzet, rijzen de energiekosten de pan uit."
Schoon, heel en veilig, zegt Wildeboer, daar gaat het over. "Dat werkt in alles door. Het begint in de straten en de portieken. Als die niet schoon, heel en veilig zijn, betekent dat dat wij het niet belangrijk vinden. Mensen wonen in vervuilde woningen, met de gordijnen dicht, ze hebben last van hun luchtwegen en lopen elke dag langs een bloederige muur. En dan vinden we het raar dat zo veel mensen zorg nodig hebben. Wat denk je dat dat doet met bewoners? Met hun wereldbeeld?"
Maar er is goed nieuws voor de portieken in de Asingastraat: zij zijn als volgende aan de beurt in de stratenaanpak. Gewapend met schoonmaakmiddelen, sponzen en potten verf gaan bewoners, medewerkers van WIJ-team, woningcorporatie en GoeieBuurt samen aan de slag.
Wat vind je daar nou van, wat vind je daar nou van?
Aan de overkant van de straat laat een heer op leeftijd ons vrolijk binnen. De smalle gang is aan beide kanten behangen met foto’s van de bewoner met allerlei internationale artiesten. Het grijze heerschap – 'volgende week word ik negentig' – blijkt niemand minder dan Fokko Kramer te zijn: showbizz-journalist, columnist voor het onvolprezen blaadje De Loeks, én zanger van het Nederlandstalige lied. "Ik heb vier carnavalskrakers gemaakt", vertelt hij trots. "Staan allemaal op joetoep."
Een paar minuten later schalt 'Wat vind je daar nou van, wat vind je daar nou van' uit de speakers. Op het beeldscherm zingt Kramer, gouden glitterhoed op het hoofd. In de woonkamer - schrootjes op de muur, waterbakjes aan de radiator - zingt hij geluidloos mee, terwijl hij nog maar weer eens een kegel as aftikt.
Kramer kwam hier vijftig jaar geleden wonen. Destijds kende hij iedereen, en iedereen kende hém. Met de huidige bewoners heeft hij niets. "Vorig jaar had ik mijn rugwervel en schouder gebroken. Nou, denk maar niet dat iemand aanbood me te helpen met de boodschappen hoor. Iedereen loopt met de telefoon in de hand. Ze zeggen niet eens goeiedag."
Sinds er meer jongeren zijn komen wonen, is de overlast toegenomen, zegt hij. "Op sommige huisnummers wordt gedeald", fluistert hij, alsof hij bang is dat iemand hem kan horen. "Er zijn ook wel eens mensen bedreigd."
Maar eerlijk is eerlijk. Vroeger, zegt hij, werd er amper gereageerd als je een melding deed. De laatste tijd komt het WIJ-team eens per maand bij hem langs, even kijken hoe het is. "Nu is er ook een bewonerscommissie, en dat merk je echt, er wordt eerder actie ondernomen."
Mensen zeggen wel eens tegen hem: Fokko mien jong, zou je daar niet eens weg moeten? En hij geeft toe: als hij met boodschappen de trappen op moet, doet hij daar tien minuten over. Maar toch, de buurt verlaten? Nee. "Ik heb mijn apotheek en de supermarkt dichtbij. De cafetaria met een mooi terras, vrienden die me wel eens boodschappen voor me doen in winkelcentrum Paddepoel. Ik heb hier alles."